Wanneer een baby geboren wordt, moet de huid zich verder ontwikkelen. Er zijn verschillen tussen de huid van een neonaat en een volwassene. Deze verschillen zijn groter in vergelijking met een prematuur. Het is zelfs zo dat de huid bij à termen zich tot minstens een jaar nog moet ontwikkelen. Binnen dit thema worden deze verschillen besproken, waaronder de pH, het transepidermaal waterverlies, de thermoregulatie, de vernix caseosa en het pigment.
De jonge huid behoeft vanwege de nog nodige ontwikkeling een bepaalde behandeling. Dit zal in dit thema ook worden besproken, met specifieke aandacht voor de huidverzorging. Verder besteden we aandacht aan hoeveel prematuren er geboren worden in Nederland, de embryogenese en de anatomie.
Neonaat: kind vanaf dag 1 tot en met dag 28 postnataal.
Zuigeling: kind vanaf dag 1 tot en met 364 dagen postnataal.
À terme neonaat: voldragen pasgeborene. Kind geboren na zwangerschapsduur van 37 of meer complete weken en voor 42 weken.
Prematuur: vroeggeboren. Kind geboren na zwangerschapsduur korter dan 37 complete weken en langer dan 28 complete weken.
Immature neonaat: te vroeg geboren. Kind geboren na zwangerschapsduur korter dan 28 complete weken en langer dan 16 complete weken. Als een immatuur blijft leven is het een prematuur.
In 2012 zijn er 2533 (1.4%) baby’s geboren na 22-31 zwangerschapsweken en 10552 (6.0%) baby’s na 32-36 zwangerschapsweken. Dit blijkt uit de registratie van “de Stichting Perinatale Registratie Nederland (1).” Er zijn dus opgeteld 13085 prematuren (voor 37 zwangerschapsweken) geboren in 2012, dus bijna 7.4% van de pasgeborenen.
Bron: Stichting Perinatale Registratie Nederland. Jaarboek Zorg in Nederland 2012 (1)
De ontwikkeling van de foetale huid begint rond een zwangerschapsduur van vier tot vijf weken (2). Het periderm bedekt dan het ectoderm. Het ectoderm is het buitenste kiemblad van een embryo. Na een zwangerschapsduur van 30 dagen zijn er karakteristieken van de huid te zien en is de epidermis te herkennen (3). De epidermis ontstaat uit het ectoderm (4). Na ongeveer acht weken vormt zich een laag vanuit stamcellen in de basale laag tussen het periderm en het ectoderm, waarin het stratum corneum zich uiteindelijk vormt.
In het tweede trimester zijn de lanugohaar follikels gevormd, is er sprake van synthese van haar en zijn de nagels ontwikkeld. Aan het eind van het tweede trimester is de epidermis verder ontwikkeld in lagen en verliest de huid het periderm wat bijdraagt aan de vernix caseosa. De epidermis en de dermis zijn goed gerangschikt rond vier maanden, maar dan is de stratum corneum nog niet goed ontwikkeld. Ook is het subcutane vet dan nog minimaal aanwezig. De dermis ontstaat uit het mesoderm (en somieten) en uit ectoderm, afhankelijk van het lichaamsdeel (4). De subcutis ontstaat uit mesoderm.
Verhoorning van de epidermis begint rond 22 tot 24 weken, met name tussen de follikels. In het derde trimester ziet de huid er voor het grootste gedeelte uit als postnataal. De dermis is nog relatief dun en de collageen matrix is nog niet volledig ontwikkeld. De stratum corneum heeft ook minder cellagen dan de huid van een baby of volwassene.
De huid verschilt qua anatomie tussen een prematuur, een à terme neonaat, een zuigeling en een volwassene. Deze verschillen zijn weergegeven in tabel 1.
Het stratum corneum is te vergelijken met een stenen muur qua opbouw (5). De gedifferentieerde corneocyten (hoorncellen) zijn de stenen en de lipiden het cement. Het stratum corneum heeft verschillende functies, waaronder het reguleren van de waterbalans van het lichaam, het voorkomen van toxiciteit door (per)cutane opname en bescherming tegen het binnendringen van ziektekiemen.
De suprapapillaire epidermis en de stratum corneum is bij zuigelingen 20-30% dunner dan bij volwassenen en de corneocyten zijn kleiner bij zuigelingen (6).
Wanneer de stratum corneum niet goed is ontwikkeld kan dat tot problemen leiden. Er kan sprake zijn van vochtverlies, elektrolyten disbalans, systemische infecties, toxiciteit en er kunnen problemen ontstaan met de thermoregulatie (5).
Asterisk: Cohen (7) daar prematuren < 30 weken. De rest uit Harper (3) En (6) Zie ook (8)
† Telofski 2012 (9), ◊ Huidafwijkingen bij kinderen (8)
Bij het verzorgen van de huid van een baby moet er rekening mee worden gehouden dat de huid nog niet volledig ontwikkeld is. Op sommige vlakken verschilt dit ook tussen een prematuur en een à terme baby.
Bij pasgeboren baby’s is de opname via de huid verhoogd, waardoor voorzichtigheid is geboden welke producten kunnen worden gebruikt (3). Dit geldt ook voor à terme baby’s, omdat ze een twee tot drie keer hogere lichaamsoppervlakte-lichaamsgewicht hebben.
Baden wordt in de eerste zes uur na de geboorte niet geadviseerd in verband met het risico op hypothermie (10). Er zijn aanwijzingen dat baden van prematuren een risico kan geven op gedragsproblemen en psychologische instabiliteit (11; 12). In de studie van Quinn et.al. waar gekeken is naar de huidflora voor en na het baden, bleek dat een baby elke vierde dag in bad kan (13). Baden reduceert de bacteriële kolonisatie op de huid en hierin zit geen verschil tussen het gebruik van zeep of alleen water. Bij het gebruiken van zeep is het belangrijk een pH neutrale zeep te gebruiken (zie pH). Een bad mag niet langer dan vijf minuten duren en de temperatuur niet hoger dan 37 graden Celsius.
Luierdermatitis komt veel voor bij zuigelingen. De factoren die hierbij een rol spelen zijn: vocht en maceratie, verhoogde pH, occlusie, warmte en schade aan de huid door het schuren en de irritantia (14; 15). Ontlasting en urine komen met elkaar in contact in de luier. De ontlasting bevat bacteriën met ureases die ureum splitsen waardoor ammoniak ontstaat, dit verhoogd de pH. De huid wordt hierdoor geïrriteerd en gevoelig en gekoloniseerd met Streptokokken en Candida albicans. De verhoogde pH zorgt voor reactivatie van proteases en lipases in de ontlasting en dit heeft weer een effect op de corneocyt-eiwitten en de interstitiële lipiden lamellen van het stratum corneum. Doordat deze worden aangetast is de barrièrefunctie minder goed. Luierdermatitis kan worden voorkomen door de luier frequent te wisselen. De luiers zijn verbeterd ten opzichte van vroeger, ze absorberen onder andere beter en het elastiek zorgt ervoor dat ze minder lekken. Verschonen met een washandje en water zou het beste zijn, omdat het luiergebied dan het minst wordt verstoord. Het is dan wel moeilijk de huid goed schoon te krijgen en het kan de huid zelfs irriteren. Milde babydoekjes worden hierdoor gebruikt in plaats van water. Hierbij is het belangrijk dat het de pH zo min mogelijk verstoord. Luierdermatitis kan worden behandeld met zinkzalf en bij een Candida infectie met antischimmelzalf. Met poeders moet voorzichtig worden omgegaan in verband met het risico op aspiratie.
De barrière van de huid kan worden ondersteund door de huid in te smeren. De bevinding in verschillende studies is hierover controversieel. Cohen et al prijst het smeren aan als het nodig is en adviseert dan vaseline of andere parfumvrije, zachte zalven (7). Er wordt ook beschreven dat sommige onderzoekers voorstander zijn van routinematig gebruik van barrière producten bij kleine prematuren. Een aantal studies worden hieronder uiteen gezet.
Lane et.al. heeft in 1993 prospectief 34 baby’s geboren tussen de 29 en 36 weken geïncludeerd (16). De ene helft werd behandeld met Eucerin zalf en twee keer per dag ingesmeerd. De andere helft werd niet behandeld met zalf en kreeg standaard huidverzorging. Eucerin zalf is gekozen, omdat deze in het verleden veel gebruikt is. Het bevat vaseline, mineraalolie en was, wolwas alcohol, ethylchloroisothiazolinone-Methylisothiazolinone (conserveermiddel) en gefilterd, gedemineraliseerd water. De dermatitis was minder in de behandelde groep vergeleken met de niet behandelde groep en er was geen verstoring in de microbiologische flora. Er was geen significant verschil in transepidermaal waterverlies (zie transepidermaal waterverlies) tussen de twee groepen.
Een Cochrane review uit 2004 heeft vier Randomized Controlled trials geïncludeerd om het effect van profylactisch smeren bij prematuren geboren voor 37 weken te onderzoeken (17). Dit werd vergeleken met de standaard huidverzorging (inclusief insmeren als dat nodig was). De prematuren werden binnen 96 uur na hun geboorte behandeld. De conditie van de huid verbeterde in de vier studies. Hieruit bleek echter ook dat profylactisch smeren van zalf het risico van coagulase negatieve staphylococcen infecties en hospital-acquired infecties verhoogd. Ook was er een trend naar een verhoogd risico op het krijgen van een bacteriële infectie. Er was geen significant verschil op het risico van een schimmelinfectie, een bacteriële infectie met een bekend pathogeen of andere complicaties gerelateerd aan prematuriteit. De conclusie van de auteurs was dat smeren niet routinematig bij prematuren moet worden toegepast, in tegenstelling tot smeren als het nodig is bij huidbeschadiging. De reden voor het toenemen van de infecties was niet duidelijk, maar dit zou kunnen komen door besmetting van de zalf met bacteriën of dat de zalf het milieu gunstig maakt voor het verspreiden van pathogenen. De beperkingen bij deze review was dat de zwangerschapsduur van de studies ver uit elkaar lag (26-36 weken) en de manier van smeren verschillend was. In deze review zijn ook maar vier studies geïncludeerd, dit is een beperkt aantal.
Door Beeram et.al. is er gekeken naar het effect van smeren bij neonaten geboren voor een zwangerschapsduur van 27 weken met een geboortegewicht van minder dan 1000 gram (18). Hierbij is er gesmeerd met Aquaphor, dit bevat vaseline, mineraalolie, ceresine wax en lanoline. Ze hebben gekozen voor Aquaphor, omdat Nopper et.al. (19) deze zalf had gebruikt bij zuigelingen geboren voor 33 weken en lichter dan 1500 gram. Het resultaat was in de studie van Nopper et.al. dat het transepidermaal waterverlies de zes uur erna verlaagd was en de axillaire kolonisatie van bacteriën lager. Beeram et.al. wilden dit effect bij neonaten geboren voor 27 weken evalueren. Aquaphor werd elke zes uur gesmeerd in de eerste twee levensweken op het gehele lichaam. Elke neonaat had een eigen tube. De neonaten die ingesmeerd waren met Aquaphor hadden minder vocht nodig en hadden een betere urineproductie. Het kalium en ureum was lager tijdens de eerste twee levensweken. De conclusie was dat het smeren van Aquaphor zorgde voor een goede vocht- en elektrolytenbalans bij (extreem) prematuren.
Darmstadt et.al hebben in een studie van 2005 prematuren geboren voor 33 zwangerschapsweken dagelijks ingesmeerd met zonnebloemolie of Aquaphor (20). Dit werd vergeleken met prematuren die de standaard huidverzorging kregen. Ze hebben zonnebloemolie gebruikt, omdat het goedkoop is en makkelijk verkrijgbaar. Ze hebben ook voor Aquaphor gekozen, omdat het een gepatenteerd, veelbelovend middel is met variabele effecten in studies. De groep die werd ingesmeerd met zonnebloemolie had een 41% lager risico op nosocomiale infecties vergeleken met de controlegroep. Voor Aquaphor was het verschil niet significant. De behandeling met zonnebloemolie liet een mortaliteitsreductie zien van 26% en de Aquaphor van 32 % (21). Bij prematuren onder de 32 zwangerschapsweken was dit respectievelijk 31% en 38 %.
In de studie van Edwards et.al. is er ook Aquaphor gebruikt en zijn prematuren met een gewicht tussen de 501 en 1000 gram met een zwangerschapsduur van 30 weken of minder ingesmeerd (20). Dit werd vergeleken met de standaard huidverzorging. In deze studie was er geen verminderde mortaliteit in de groep die was ingesmeerd met Aquaphor en was er sprake van meer nosocomiale bacteriële sepsis (25.8% P vs 20.4% R; RR: 1.26; 95% CI: 1.02, 1.54). Darmstadt et al. vermoedt dat dit verschil veroorzaakt wordt door een verschil in studieopzet, populatie en omgevingsfactoren (19).
Er is ook een studie gedaan in Oostenrijk, een ontwikkeld land (23). Prematuren geboren voor 25 tot 26 weken werden gerandomiseerd in een groep die dagelijks werd ingesmeerd met Bepanthen of olijfolie zalf en er was een controle groep. De behandelde groep had minder dermatitis en er was geen significant verschil in het aantal sepsis tussen de behandelde en controle groep.
De resultaten uit de studies over smeren zijn controversieel. In de Cochrane review is er vooral Aquaphor gebruikt, terwijl er in de studies in de ontwikkelingslanden en door Kiechl-Kohlendorfer et al ook andere zalven zijn gebruikt. Tussen de studies in de Cochrane review zijn er ook verschillen in methodes en de weken waarna de prematuren worden geboren verschillen. Er is meer onderzoek nodig om het effect van zalf op de prematuren te evalueren. Er zitten positieve kanten aan het gebruiken van zalf en misschien hebben we voor prematuren nog niet de juiste zalf gevonden. Of het is wel degelijk het geval dat de zalf een gunstige omgeving maakt voor pathogenen, maar deze link is nu nog niet direct met zekerheid te leggen.
De huid is doorlaatbaar voor water, het kan water verliezen vanuit diepere lagen en door transpiratie. Transepidermaal waterverlies (TEWL) is een maat voor het waterverlies vanuit de huid en geeft de functie van de epidermale barrière weer. Hierbij wordt transpireren niet meegerekend.
Het TEWL wordt beïnvloed door de luchtvochtigheid, de zwangerschapsduur en het verschilt per lichaamsdeel (3). De gemiddelde luchtvochtigheid is in Nederland volgens het KNMI in de winter 86-90%, afhankelijk van het gebied. In de lente is dit 74-84%, in de zomer 74-82% en in de herfst 82-90% (21).
Het TEWL is hoger op de handpalmen, voetzolen en de binnenkant van de onderarm (22). In een systematic review en meta-analyse door Kottner et. al. komt naar voren dat de waardes van TEWL veel verschillen per lichaamsdeel (23). Van 2.3 g/m²/uur op de borst tot 44.0 g/m²/uur axillair. Het gemiddelde TEWL was voor mensen van 65 jaar en ouder lager dan bij de jongere groep. Voor 11 lichaamsdelen was dit significant verschillend. Er is nog geen definitie van een normaal TEWL, dit komt ook door deze grote verschillen per lichaamsdeel.
Het water passeert de huid door middel van passieve diffusie en een hogere luchtvochtigheid verlaagt het TEWL (3). De luchtvochtigheid moet 80-90% zijn in de incubator van een prematuur tijdens de eerste dagen, om warmte- en vochtverlies te voorkomen. Er is een studie gedaan in 1985 waarbij 33 zuigelingen in hoge luchtvochtigheid werd vergeleken met 29 zuigelingen in normale luchtvochtigheid maar behandeld met ‘noppenfolie’ of met paraffine (24). De lichaamstemperatuur was bij de zuigelingen in de normale luchtvochtigheidgroep significant lager tijdens de eerste drie dagen. Het TEWL liet geen significant verschil tussen de twee groepen zien. Bij beide groepen daalde het binnen twee weken tot een volwassen niveau. Er zijn echter aanwijzingen dat een hoge luchtvochtigheid de ontwikkeling van de epidermale barrière vertraagd en dit moet nog verder worden onderzocht (25). In de studie van Agren et.al. zijn er 22 prematuren (zwangerschapsduur 23-27 weken) geïncludeerd, ze werden gerandomiseerd na zeven dagen in de 50% of 75% luchtvochtigheidgroep. De luchtvochtigheid tijdens de eerste zeven dagen was voor beide groepen 85 %. TEWL daalde langzamer in de groep met de hogere luchtvochtigheid. Het TEWL gemeten na 28 dagen was hoger in de 75% luchtvochtigheidgroep (22 ± 2 g/m2 h) vergeleken met de 50 % luchtvochtigheidgroep (13 ± 1 g/m2) en dit was significant.
Het TEWL beïnvloedt de warmte-uitwisseling (26). Verhoogd TEWL veroorzaakt significante morbiditeit door dehydratie, temperatuurinstabiliteit en elektrolyten onbalans (27). Normaal en verlaagd TEWL zou duiden op een intacte barrière (23).
Volgens Fluhr et. al is het bij à terme baby’s algemeen aanvaard dat het TEWL onder de 10 g/m²/u is (28). Dit is vergelijkbaar met volwassenen en er is geen verschil tussen volwassenen en zuigelingen in de post neonatale periode. Zij stellen dat bij het gebruik van TEWL als maat voor barrière, à terme neonaten bij de geboorte een goede functionele barrière hebben. Deze neonaten hebben een hoog TEWL in de eerste vier uur na de geboorte en het daalt daarna tot een waarde van zo’n 6 g/m²/uur. Echter, in een studie van Nikolovski et.al. is het TEWL significant hoger tijdens het eerste levensjaar dan het TEWL bij oudere kinderen en volwassenen met de leeftijd 14-73 jaar (29).
Bij fototherapie neemt het TEWL toe en de vochtintake moet worden verhoogd en goed worden gemonitord (3).
Premature neonaten hebben een significant hoger TEWL dan à terme neonaten (28). Het TEWL bij extreem prematuren van 24-26 weken kan 100 g/m² zijn (3). Zij kunnen in een droge omgeving 20-50% van hun lichaamsgewicht per uur verliezen. Dit kan leiden tot hypernatriëmie, hypothermie en polycythemie. Vergeleken met een à terme kan een prematuur geboren met 25 weken een 15 keer hogere TEWL hebben (27). Bij prematuren is de tijd tot complete ontwikkeling van de barrière twee tot vier weken (22) De tijd tot ontwikkeling wordt beïnvloed door de zwangerschapsduur, hoe vroeger geboren, hoe langer het duurt tot volledige ontwikkeling. Bij prematuren geboren bij 23-25 weken duurt het langer dan vier weken (28). In de hierboven beschreven studie van Nikolovski et.al. is er niet naar de ontwikkeling van de huid gekeken van prematuren, hier is meer onderzoek voor nodig. Bij à termen kan het een jaar duren, het is te verwachten dat het voor prematuren ook zo is, of zelfs langer dan een jaar.
Pasgeboren hebben een relatief groot lichaamsoppervlak, waardoor ze sneller kunnen afkoelen (26).
De temperatuur wordt onder andere gereguleerd door transpireren. Transpireren kan worden onderverdeeld in emotioneel transpireren en transpireren als reactie op een hitte stimulus. Emotioneel transpireren is een reactie op bijvoorbeeld angst of woede. De zwangerschapsduur beïnvloedt de mate van transpireren (3).
À termen hebben vergeleken met volwassenen meer zweetklieren (3). Toch transpireren zij minder als reactie op een thermale stimulus. Bij 28 zwangerschapsweken zijn de zweetklieren ontwikkeld, maar ze zijn pas na enkele weken postnataal functioneel (7). Transpireren begint eerst op het voorhoofd en later op de romp en de extremiteiten (3).
Prematuren kunnen water niet goed vasthouden (zie TEWL) en hebben een dunnere huid, waardoor ze meer warmte verliezen. Door verminderd subcutaan vet en een zenuwstelsel dat nog niet goed is ontwikkeld kunnen ze niet goed reageren op afkoeling (7).
Prematuren geboren voor 36 weken kunnen de eerste dagen na de geboorte vaak niet transpireren als reactie op hitte (3). Na 13 dagen postnataal kunnen bijna alle prematuren wel transpireren. Dit is nog wel minder dan à termen en ze hebben een hogere stimulus nodig. Het vermoeden bestaat dat de zweetklieren anatomisch goed ontwikkeld zijn, maar neurologisch nog niet goed kunnen worden gestimuleerd. Bij 32 zwangerschapsweken kan transpireren namelijk chemisch worden geïnduceerd.
De vernix caseosa wordt rond de 36e zwangerschapsweek ontwikkeld (5). De talgklieren hebben een rol in de productie van deze vettige, witte laag (30). Het bestaat onder andere uit water, eiwit en lipiden (3). Het lijkt alleen bij de mens voor te komen (31). De hoeveelheid en de verdeling van vernix wisselt per pasgeborene. Hierbij speelt de wijze van bevallen een rol, zo zit er meer vernix op de babyhuid na een sectio caesarea. Bij een zwangerschapsduur van minder dan 28 weken en een geboortegewicht van minder dan 1000 gram, ontbreekt de vernix. De zwangerschapsduur, het geslacht, de afkomst en blootstelling aan meconium hebben invloed op de verdeling van vernix.
De vernix wordt meerdere functies toegeschreven zoals: het is antibacterieel, het zorgt voor temperatuurregulatie, het is waterafstotend en reguleert de waterbalans. Vernix lijkt ook een rol te spelen in de ontwikkeling van de darmen, omdat het Glutamine en Asparagine bevat, dit zijn aminozuren (31). Verder zorgt het ervoor dat de huid in de uterus een beschermlaag heeft, zodat de huid zich goed kan ontwikkelen. De huid verweekt zo niet door het vruchtwater. Bij de bevalling zorgt de vernix dat het soepeler verloopt, dat de baby minder snel afkoelt en wordt beschermt tegen bacteriën.
In 2005 is er door Visscher et.al. een studie verricht, waarbij de ene groep vernix behouden en de andere groep niet (30). Daar bleek de vernix geen significant effect te hebben op de temperatuurregulatie (axillair) en zij adviseren verder onderzoek bij jongere prematuren. De hydratatie van de huid was hoger, de pH lager en erytheem minder in de groep waar de vernix werd behouden (allen significant). Ze hebben ook gekeken naar vitamine E in vernix die ze hebben afgenomen, het vitamine E nam af na blootstelling aan Uv-licht.
In 2011 heeft Visscher et.al. een studie verricht waarbij laserbeschadigde huid van biggen werd ingesmeerd met Aquaphor of vernix of niet ingesmeerd werd (32). Ook is de beschadigde (tape stripping) huid van moeders ingesmeerd op de bovenarm met hun baby’s vernix na enkele maanden en dit werd vergeleken met andere zalven of met een permeabele of occlusieve membraan. De zalf gebaseerd op vaseline en de vernix was bij de biggen met de beschadigde huid met 20 µm energie beter dan geen behandeling op dag twee, op dag zeven werd geen significant verschil gezien. De vaseline liet een sneller herstel zien dan vernix op dag twee. Bij de moeders was het herstel het beste bij gebruik van het semipermeabele membraan op dag vijf. Volledige occlusie liet het minst herstel zien. Er was geen significant verschil tussen de andere behandelingen. Hieruit concluderen ze dat vernix-gebaseerde zalf effectief zou kunnen zijn bij het behandelen van epidermale schade.
Vernix bevat antioxidanten, vitamine E en melanine. Het zorgt ook voor betere hydratatie van de huid. Er zijn al producten op de markt die op vernix gebaseerd zijn, bijvoorbeeld de Zwitsal “Droog Huidje Bodymilk of zachte crème.”
De volwassen huid heeft een gemiddelde pH van 5,5. De huid wordt zuur door de hoornlaag, talg en door transpireren (3). De zuurtegraad van de huid zorgt ervoor dat het gunstig is voor goede bacteriën, maar niet voor pathogenen. De pH beïnvloedt ook de activiteit van enzymen, onder andere voor de verhoorning en het herstel van de huidbarrière.
Verschillende factoren hebben invloed op de pH (33). Deze factoren zijn: leeftijd, genetische aanleg, transpiratie, etniciteit, plaats op het lichaam, talg, huidhydratatie, gebruik van huidverzorgingsmiddelen, antibacteriële middelen voor de huid, occlusie en irriterende middelen. In de intertrigineuze gebieden is de pH hoger. Onder het gebruik van huidverzorgingsmiddelen valt ook zeep. Alkalische zeep geeft een verhoging van het pH (34) en deze verstoring kan tot 60 minuten aanhouden (35). Bij prematuren kan de verstoring door alkalische zeep wel 7 dagen duren (35). Water geeft ook een verstoring van het pH (34), het is beter een pH neutrale vloeibare zeep te gebruiken. Dit geeft een minder groot effect dan alkalische zeep en de pH herstelt sneller (35). Dit is ook onderzocht bij à termen.
Bij de geboorte is de huid bedekt met een vettige witte laag (de vernix caseosa) met een pH van 6,7-7,4 (7). Onder de vernix is de pH 5,5-6,0. De huid heeft een neutrale tot alkalisch pH op de oppervlakte van 6.2-7.5 na de geboorte (3). Dit is gemeten op de schouder, axillair en de buik bij à termen (36) en op de onderarm, onderbeen en bovenbuik bij prematuren (37). De pH daalt snel tijdens de eerste paar weken tot 5.0-5.5, bij à termen en prematuren. Bij neonaten die minder dan 1 kilogram wegen vormt deze ‘zuurmantel’ zich minder snel (35).
De epidermale keratinocyten zijn rond de 20-24 weken zwangerschap al pigment aan het creëren en aan het verplaatsen (7). Postnataal is de huid de eerste paar maanden minder gepigmenteerd dan bij kinderen of volwassenen. Hierdoor zijn ze minder goed beschermd tegen de zon en moet er voorzichtig mee om worden gegaan door middel van in de schaduw zetten. Zonnebrandcrème wordt door enkele onderzoekers niet geadviseerd, omdat ze bezorgd zijn over het effect bij baby’s onder de 6 maanden. Cohen et.al. adviseert dat wanneer de zon niet kan worden vermeden, parfumvrije zonnebrandcrème met zink oxide of titanium dioxide het beste is (7). Zonnebrandcrème waar methoxycinnamaat, oxybenzon of aminobenzeenzuur in zit moet worden vermeden, omdat het een risico geeft op fotoallergische contactdermatitis (14). Houdt er rekening mee dat er ook in de schaduw blootstelling is aan uv-licht.
Bekijk hier onze lijst met verwijzingen.
Stichting Huidhuis wordt gerund door vrijwilligers en is afhankelijk van giften en donaties. Zonder uw bijdrage kan Huidhuis niet voortbestaan.